Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Sterren

Door Jan: 09/05/15

Op de camping van Canon City laat de slaap op zich wachten. Draaien in je slaapzak en luisteren naar geluiden. Een vrachttrein blaast bij elke spoorwegovergang zijn hoorn. Mijn maag voelt steeds leger en ik eet wat biscuits uit een wikkel die twee keer zo hard kraakt als overdag. Het lichaam rust, maar de geest fietst door. Niet verder, want telkens hoor ik een man die uit zijn autoraampje hangt tegen me zeggen “I’m the only gringo here”. Dat was in Avondale waar ik bij een supermarktje had gestopt. Gek genoeg is aan de voorwaarden voor “een verkwikkende nachtrust” voldaan. Ik had die dag bijna 160 km afgelegd en na 17 dagen over de plains de Rocky Mountains bereikt, de bergen die al die tijd een belofte in de verte waren geweest. De avond was gezellig verlopen. Bij het werken aan mijn logboek waren telkens echtparen uit hun luxe campers langs mijn picknicktafel gekomen (het leek wel of ik spreekuur hield) met wie ik een aangename conversatie had.
De kou maakte me al vroeg in de ochtend wakker, terwijl ik de lucht rook van een stinkdier dat om mijn tent scharrelde. Ik breek snel op en fiets al om 7 uur de camping af om me te warmen bij de Burger King.
Het is helder weer met hard licht. Weer op straat voel ik de warmte van de dag. Op de hoek bij de First National Bank staat een man in een wit T-shirt naar passerende auto’s te zwaaien.. Achter hem zijn pickup met een billboard in de achterbak waarop zijn uitvergrote hoofd met de zin “Let’s make the difference”. Dat doet hij inderdaad want als een malloot zwaait hij naar elke passant alsof het zijn vrienden zijn. Deze democratische kiemcel voor commissioner (soort wethouder) van Fremont County krijgt weinig respons. Ik zwaai terug, stap af, schud zijn hand (“Joe Rall!”) en wil wel wat pittige oneliners horen, maar als hij hoort dat ik Europeaan ben, zwaait hij weer verder. Canon City is op weg naar zijn werk en er valt geen zwaai te verliezen. Quality time!
In de hoofdstraat zijn de bergwanden van de canon goed te zien. Daarvan heeft het gevangeniswezen van de staat Colorado handig gebruik gemaakt. Achter de gevangenis net buiten de stad rijst een hoge steile rotswand. Geen ontsnapte inmate die daar tegen op kan. Geojustitie. Voor de hekken bij de ingang wacht een tiental mensen gelaten op het bezoekuur. Een groot bord meldt in het Engels en Spaans dat bezoekers zich dienen te onderwerpen aan een complete search of your person. Alsof je geen persoon bent, maar er eentje hebt.
Buiten Canon City begint de klim die moet eindigen op de Hoosier Pass op 3400 m hoogte. De klim vergt een concentratie die de vorm aanneemt van bewustzijnsvernauwing.  Heb je aanvankelijk nog oog voor de omgeving, verderop is er alleen nog maar die verdomde helling. In het zweet uws aanschijns zult gij de pas bedwingen. Sommige gedachten zijn gevaarlijk, zo ook nu. Na een lange klim volgt een plateau, gevolgd door twee afdalingen. Je denkt even te kunnen uitrusten, terwijl je je fiets lekker laat uitlopen, maar er is inmiddels een storm opgestoken als voorbode van een onweer en op de afdaling moet worden bijgetrapt. Je moreel komt onder druk te staan , zelfs de vaagste gedachte aan even stoppen, verslapt de benen. Je gaat slingeren en daar sta je. Als het pandemonium echt los barst, leg ik mijn fiets in een greppel. Regenpak aan en gehurkt zitten op een afstand. Wachten en niet toegeven aan zielige gedachten: iedereen zit lekker in de zon achter het huis en ik zit hier alleen en niemand die dat weet. Met een regenpak aan is het nog zwaarder trappen. Mijn snelheid is net boven de kritische grens van 7 km/uur,  ik ruk ritmisch aan het stuur en mijn koers is rommelig. Ineens zie ik links een huis met het bord Hostel. In een reflex sta ik stil. Het lichaam beveelt, de geest volgt gewillig. Mijn teller staat op 63 km en ik vind het wel mooi voor vandaag.
Het huis is van Warren en Lynne, een echtpaar van begin dertig, waarvan de man bazig is en op wie de vrouw uitgekeken lijkt. De vrijdag is beldag en ik moet even naar mijn moeder bellen, die het maar niks vindt dat ik zover van huis fiets. Ze heeft zelf ooit met een vliegtuigje een ride door de Grand Canon gemaakt, maar met klimmen der jaren klimmen ook de afstanden. Vanwege het verschil van acht uur met Nederland, begint de tijd te dringen en ik vraag of ik even kan telefoneren. Daar niet, maar wel in het dorp Guffey. Warren zal me er met de auto naar toe brengen. Zijn eigen auto is defect en hij neemt die van zijn vrouw, die in mijn bijzijn tegen hem uitvaart, dat hij zijn damned car moet repareren. We rijden vooral zwijgend naar beneden, ik stel mijn moeder over pay phone gerust en we keren terug. Tegen de helling van het terrein staat een drietal hutjes met stapelbedden en een tafel met stoelen. De zon laat zijn mildheid weer voelen en ik wandel wat over het terrein. Rondom het woonhuis zijn prachtige bloemen, de trots van Lynne. Er is een sullige hond die losloopt en een waaks kreng achter een hek. “Soms gaat die ’s nachts te keer. Dan is er meestal een beer, zoals de afgelopen nacht”. Bij de hutjes is ook huuske, een schijthuisje, maar blijkens een mededeling op een stuk karton mogen mannen hun pee bij een boom op het terrein maken, maar not in the vegetable garden. Yuck!
’s Avonds drink ik bij hen koffie. Een broer van Warren komt langs. Na de koffie moet er geblowed worden en of ik ook een lurk aan het pijpje wil nemen. Ik voel me op 2600 meter al high genoeg. Broerlief brengt een gezellig onderwerp ter sprake: de erfenis. Warren heeft het huis in gebruik, maar voor het timmeren van die hutten had hij aan de broers en zussen toestemming moeten vragen. Lynne verdwijnt uit de kamer. Ik vind het tijd om me in mijn betwiste hut terug te trekken. Ik kruip in mijn slaapzak en ben snel vertrokken. Rond middernacht schrik ik wakker. Hond twee gaat vreselijk te keer. Mijn deur kan niet op slot, hij klemt alleen een beetje in de deurpost. In gedachten zie ik een grizzly voor mijn hut staan, die zich opricht om mijn deur open te slaan. Het is aardedonker. Ik graaf zenuwachtig in een tas voor mijn zaklantaarn en in een zwak schijnsel sleep ik de tafel en de stoel voor de deur. Laat dat beest het zout van mijn handvatten afsabbelen en oprotten! Verbaal ben ik altijd heel flink. Hond twee blaft minder vaak, maar het tweede geluid komt van mijn hart. Zo lig ik een tijdje op mijn brits te bonken. De hond kalmeert en ik van lieverlede ook. Binnen is het weer veilig, maar er groeit een nieuw probleem: ik moet plassen! Het voelt alsof ik een loopgraaf uit moet kruipen. Ik wacht veiligheidshalve toch nog maar een poosje, maar het lichaam heeft weer de regie. Stilletjes haal ik mijn barricade weg, trek de deur open en luister buiten. Stilte. Ik loop om het huisje heen, de hond houdt zijn bek en terwijl een zacht geruis van verlossing uit het gras opklinkt kijk ik om me heen. Geen onraad. Meer dan ooit beseffend, waarom we plassen een behoefte noemen, kijk ik ook omhoog. Ik zie sterren. Ze lijken zo nabij, dat ik er met de hand bij kan en nog nooit heb ik dat zachte getwinkel van zoveel sterren zoveel rust zien uitstralen. Een kosmische synesthesie met therapeutische waarde of een kosmische therapie met therapeutische synesthesie. Maar ik ben moe en de aarde trekt. Terug naar mijn hutje.
De volgende morgen als de wereld er weer gewoon uit ziet, vertel ik Warren en Lynne maar niet over mijn nachtelijke ervaringen. Ze zullen me wel een bangelijk Europeaantje vinden. En die sterren zijn ze gewoon. Weer on track ben ik vast van plan deze dag die Hoosier Pass 90 km voor me te bereiken. Een volgend hoogtepunt van mijn leven.

Tags:

Nog geen commentaren »

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht. TrackBack URL

Geef commentaar

Je moet aangelogd zijn om commentaar te plaatsen.