Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Van Midden tot Onder (12, slot)

Door Jan: 07/07/18

Van Midden tot Onder (12, slot)
Mijn fietsreis van dit jaar (2018) bestond uit twee delen. Een Chinees en een Australisch deel. De landennamen zitten verborgen in de titel. Chinezen noemen hun land Zhong Guo, het Rijk van het Midden, en als we het over Australië hebben gebruiken we wel eens de naam Down Under. Vandaar.


De tocht in China ging van Shanghai naar Guangzhou en was 1663 km in 21 fietsdagen. Gemiddeld legden we 80 km / dag af. Op vijf dagen reden we meer dan 100 km. De tweede stad kennen we beter onder de naam Canton. Deze naam is een verbastering van de provincienaam Guangdong en is in Europa ingeburgerd. Naast de oostelijke Guang provincie kennen we ook een westelijke: Guangxi.
De tocht in Australië ging van Melbourne in Victoria naar Sydney in New South Wales en was 1185 km in 15 fietsdagen. De tocht in Australië was in zekere zin een negatieve keuze. Graag had ik in een wat westelijker deel van China willen fietsen met een visum van 90 dagen. Dat stuitte echter op lastige formaliteiten, maar voor een maand kon ik makkelijk een visum krijgen. Omdat ik in China zo’n beetje halverwege naar Australië was, koos ik Down Under voor het tweede deel.
We vertrokken op 7 mei uit Shanghai met vier personen. Drie Chinese vrouwen en ik. Twee van hen kende ik van eerdere tochten door China. De volgende dag sloten twee mannen zich bij ons aan. Op 10 mei werd een van hen aangereden door een auto. Die sloeg over de kop, terwijl onze man op de vluchtstrook bleef liggen. Wat we vreesden gebeurde niet. Hij leefde, had een hoofdwond en breuken in zijn heup. Na een kort verblijf in het ziekenhuis van Jiande ging hij de volgende dag vergezeld door zijn vriend terug naar Suzhou. Uit latere berichten zou blijken, dat hij goed aan het herstellen was. De “leidster” van ons clubje was Frances. Zij was de enige die Engels sprak. Zodra we in een stad aankwamen waar we zouden overnachten, gingen de dames op zoek naar een passend hotel. Bepalend was telkens de prijs. Meestal logeerde ik in het zelfde hotel, maar soms kreeg ik een wat duurder onderkomen. Frances had ik leren kennen in 2016 op mijn tocht van Bangkok naar Shanghai. Aan de Vietnamees-Chinese grens ontmoette ik destijds nog twee vrouwen die ik van andere tochten kende. Haar moeder en een vrouw die ik Anna noemde. Met de laatste maakte ik voor de derde keer een fietsreis. De hotels waren voor mij erg goedkoop even als de maaltijden. De hoge temperaturen, 35 en hoger, zorgden voor een grote dorst. Ik dronk vele flessen cola en bier per dag.

De dames hadden tal van toeristische bezienswaardigheden op hun programma en daarvan heb ik mee kunnen genieten. Een boottocht over een stuwmeer, een oud stadje, feeëriek verlichte grotten en twee natuurgebieden met merkwaardige rotsformaties.

Frances hield de kalender goed in de gaten, want ik moest op tijd zijn Guangzhou zijn voor mijn vlucht naar Melbourne. In Guangzhou demonteerde een fietsenmaker mijn fiets en zette hem in een doos. Van alle luchthavens waar ik me voor een vlucht meldde met mijn fiets was die van Guangzhou de snelste. De checkinbalie was helemaal vrij. Lange rijen wachtenden die in lange lussen met hun bagage voortschuifelen zijn de regel.
In het vliegtuig van China Southern was het koud. Ik liep een verkoudheid op die me in Melbourne een dag langer deed blijven. Ik fietste voor vertrek een verkennende tocht naar Box Hill, maakte wandelingen door de stad en bezocht het Migration Museum. Ik reed Melbourne uit op 6 juni. Op de eerste twee fietsdagen maakte ik kennis met heuvels. Zette ik veel kracht op de pedalen, dan schoot de ketting over de tanden van het rad of vloog eraf. In Drouin kocht ik een nieuwe ketting en de fietsenmaker liet me zien dat een ketting door slijtage langer wordt. Elke avond reserveerde ik via internet een hotelkamer voor de volgende dag. De prijzen lagen zo rond de 70 Australische dollar. De reservering lukte me een keer niet, maar een man in Tilba Tilba bood een een slaapplaats aan in een caravan. De kou van Australië had ik onderschat. In de ochtend was het 5 tot 7 graden. Pas na het middaguur steeg de temperatuur tot 15 tot 18 graden. Ik moest me dus elke morgen warm fietsen. Daardoor ging ik zweten, mijn kleren werden vochtig en zelfs nat en daardoor slaat de kou snel toe als je uitrust. Dan hoop je op een café waar je in een warme gelagkamer even kunt bijkomen. Het lijkt erop alsof die Australiërs de winter ontkennen. De deuren van cafés en restaurants bleven gewoon openstaan, de bediening loopt in een warme jas en draagt soms een muts. Dat is niet bevorderlijk voor je fietsplezier en zeker niet als je pas in je hotelkamer je van je klamme kleren kon ontdoen om daarna een hete douche te nemen. Een warme sjaal en handschoenen kocht ik in Lakes Entrance.

De meeste dagen waren zonnig en door het heldere weer kon ik vaak ver zien. Maar er waren ook dagen dat ik uren door eucalyptusbossen fietste. Daarvan had ik er al gauw genoeg gezien. De vele hellingen waar ik tegenop moest, zorgden geleidelijk aan voor een – wat ik maar noem – een tweede graads vermoeidheid. Vaak heb ik moeten lopen. Een nacht goed slapen bleek steeds vaker niet voldoende en in Sydney heb ik alleen gefietst naar de fietsenmaker die mijn fiets klaar zou maken voor transport in het vliegtuig.Anders dan in Europa mogen fietsers in Victoria en New South Wales ook gebruik maken van de snelweg. Daarvan heb ik gebruik kunnen maken, toen het nodig bleek dat ik me versneld naar Sydney moest begeven. Er zijn vele borden die de automobilisten zeggen dat ze met de fietsers rekening moeten houden, terwijl voor de fietsers de kruisingen van afritten goed staan aangegeven.
Als de laatste fietsdagen niet zo prettig zijn, kunnen ze in de herinnering als donkere wolken ook boven de andere dagen gaan hangen waarop je wél met plezier hebt gefietst. Terugkijkend naar de foto’s en in mijn aantekeningen, vind ik het achteraf nog al meevallen.

Bovendien bewaar ik aangename herinneringen aan tal van ontmoetingen. In het bijzonder met Australiërs met een Nederlandse achtergrond. Was ik nu de enige die daar in de winter een fietsreis maakte? Nee. Op de elfde fietsdag bij Bodalla stond een jonge man met zijn beladen fiets aan de andere kant van de weg. Hij was van Melbourne naar Sydney gevlogen en fietste nu weer terug. Australië had ik altijd geassocieerd met hoge temperaturen. Documentaires en films hadden daar wel voor gezorgd. Crocodile Dundee, The Flying Doctors en misschien ook A Cry in the Dark. Het zal me niet verbazen als die eerste associatie mettertijd weer terugkeert.
Soest, 7 juli 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (11)

Door Jan: 26/06/18

Van Midden tot Onder (11)
Mijn fietsreis zit erop. Op 23 juni kwam ik aan in de wijk Glebe van Sydney en de volgende dag daalde ik af naar downtown nabij de Harbour Bridge en het Opera House met zijn in elkaar geschoven schelpen.
Onderweg heb ik bijgehouden hoeveel kangaroes er langs de weg lagen die door verkeer waren geveld. De stand is gekomen op 25. De wrange ironie wil dat er tijdens mijn laatste fietsdagen er steeds vaker kruisen met bloemen langs de weg stonden van mensen die bij verkeersongevallen het leven hadden verloren. Een trieste balans die alleen al voor twee dagen boven de tien reikt. Met mijn fel gele hesje ben ik wel zichtbaar, maar ik heb heel wat verkeer als het ware in mijn rug gevoeld. Dat gevoel wordt sterker naarmate de fietsstrook smaller wordt. Er hoeft iemand maar even niet op te letten… Toch waren in Ulladulla ineens drie echte grafstenen langs de weg. Gewoon naast het fietspad.

De graven waren van 1862 tot 1885 en een klein bordje verklaarde hoe het zat. De dodenakker was in 1852 in gebruik gekomen, maar met de uitbreiding van de stad was er een nieuwe weg nodig en daarvoor moesten vele graven verdwijnen. In het plaatsje Cobargo heb nog wel even op een echte begraafplaats rondgelopen. Dat doe ik wel vaker op mijn reizen, maar nu kwam er nog een prozaïsche reden bij. Ik liep er ook rond om “uit te buiken” van een flink bord spaghetti bolognaise.

Een bord waarschuwde de (argeloze) bezoekers ervoor dat begraafplaatsen “een ideale habitat zijn voor giftige slangen”. In de hete zomermaanden wel te verstaan en ik kon dus rustig verwijlen bij het monument van Patrick O’Meara die op 6 juli 1915 overleed in de leeftijd van 85 jaar en “native of County Tipperary Ireland” was.
Mijn reisdoel van die dag was min of meer Tilba Tilba. “Min of meer” want ik wist niet of ik daar een slaapplaats zou vinden. Dat was me de vorige avond via internet niet gelukt. Mijn optimisme van ik-vind-wel-wat had totaal geen grond, maar toch vond ik wat, tenminste het werd me aangeboden. Een bewoner van dit dorpje in de heuvels van een paar huizen die ik naar een hotel of een B&B vroeg begreep me wel: een bed en een warme douche. Hij had achter zijn huis een caravan staan en die wilde hij wel even voor me in orde brengen. “Daar sprak een engel uit zijn mond” om Justus van Effen te citeren.

We dronken heel wat bier op zijn porch in de gloed van een vuurkorf en hij sprak meer over de plannen voor de maaltijd dan dat hij ze uitvoerde, maar tegen acht uur kwamen de dampende borden op tafel. De man heette David Preston. De wanden van zijn woonkamer waren bedekt met foto’s en posters. Marilyn Monroe, James Dean, de Doors, de Beatles en bijna levensgrote dames in bikini. David was een goede gastheer. Hij zorgde voor een extra dekbed in de caravan, sloot een gasfles aan zodat ik koffie of thee kon zetten en ik kon in zijn huis heerlijk douchen. Hij sprak soms in een merkwaardig slang maar met de alcohol in ons lijf bleek dat geen probleem.

Hij was de volgende morgen al vroeg naar zijn werk en ik liet een briefje achter op zijn zwarte laptop. Ik moest weer terug naar de hoofdweg. Daardoor kwam ik door Central Tilba, dat een nationaal monument bleek mét een B&B, maar de klim er naar toe was zwaar. Ik was David nog dankbaarder.
Aan heel wat Europees uitziende mensen met wie ik onderweg een praatje maakte, vroeg ik waar hun voorouders vandaan kwamen. De meesten hadden Engelse en Schotse voorouders. In Mowra vertelde een man dat twee van zijn familieleden al enkele jaren met de vraag bezig waren of John Adams, de laatst overlevende van de Bounty muiters, tot een voorouder gerekend kan worden. De muiterij aan boord van dat marineschip in 1789 is mede door de film beroemd geworden, maar de nasleep ervan is niet minder interessant. Een Amerikaanse avonturier in dienst van de National Geographic vond in 1957 de resten van de Bounty bij Pitcairn. Deze Luis Marden was een tweede soort Stanley die Linvingstone in Midden-Afrika had gevonden. Op Pitcairn leven nog enige mensen die regelrecht afstammen van de muiters. Voor de man in Mowra is er de troost dat John Adams later is vrij gesproken van rechtsvervolging.
Na Mowra was het nog twee dagen fietsen naar Sydney. In Wollongong had de vrouw bij de receptie een bekend accent. Ze kwam uit Letland en wel uit Jurmala, ten westen van Riga. Jurmala is een combinatie van kleine dorpjes aan de Golf van Riga en ik wist me nog twee namen te herinneren: Dubulti en Majorie. Die keten van dorpen heb ik twee maal met de fiets doorkruist. Zulke toevallige herinneringen scheppen een soort band. Haar man vertrouwde me de volgende dag toe dat hij eens met vrienden bij een Letse club in Sydney te gast was. “Ik wist niet dat er Letten in Australië waren!” En zo kwam van het een het ander. Er wachtte me op de laatste etappedag nog een verrassing. Een kleine bergpas die toch groot werd omdat ik moest lopen en duwen. Daarna kwam een stuk met vele afdalingen en ik eindigde in de voorstad Rockdale, waar ik in een kapperszaak geknipt werd door een jonge vrouw die haar dikke gewatteerde jas aanhield. In veel zaken en restaurants hier blijven de deuren gewoon openstaan en houden gasten ook gewoon hun jasen aan en mutsen op. Het is winter, maar ze doen alsof het alweer zomert. In een Iers eethuisje in Sydney stond dat het binnen warm was.
Mijn hotel in Sydney ligt nabij dé twee iconen van de stad: de Harbour Bridge en het Opera House. Aan die brug is ruim tien jaar gebouwd en in maart 1938 was het zover: twee overzijden die elkaar vroeger leken te vermijden werden buren (vrij naar Nijhoff).

De brug met zijn indrukwekkende boog staat met stevige poten op de beide oevers en hangt niet met kabels in zijn gekwelde rug achterover. De toerist kan op drie manieren met de brug kennis maken: als wandelaar, fietser en alpinist. Ik ging eerst met de fiets erover heen. Dat is aan de westzijde. Het uitzicht is aardig, maar omdat je niet de enige bent, moet je meer opletten dan rondkijken. De oostkant is voor de wandelaars en het Opera House met zijn schelpen is de blikvanger die dagelijks honderden zo niet duizenden keren wordt gefotografeerd. En dan kun je ook nog de boogconstructie zelf op. De klimmers krijgen enige veiligheidsmiddelen om hun middel en kruipen langs steile metalen trappen ophoog. Heel langzaam zie je van onderop stipjes zich bewegen naar het hoogste punt waar grote vlaggen van New South Wales en Australië wapperen. Aan de andere kant van de Circular Quay haven staat dan dat merkwaaditge bouwwerk waar Aida, Carmen en La Traviata soms opklinken.

Het is ook impressionistisch interessant, want met de wisselingen in de lucht veranderen de kleuren. Wit, geel, oranje. Een honderd meter voor je de trappen ervan beklimt, is er een zuil die laat weten dat je Tubowgule betreedt, het land dat behoorde aan de Gadigal clan. De bezoeker krijgt een welkomstgroet in ruil waarvoor hij de traditionele wetten en cultuur van het land der Aboriginals respecteert. Ik heb geen mensen gezien die even stil staan en luisteren of de tekst van de zuil lezen. Aan deze politieke correctheid zullen wel taaie onderhandelingen vooraf zijn gegaan.
Mijn fiets staat en paar kilometer verder in het stadscentrum bij een fietsenzaak. Daar wordt hij klaar gemaakt voor de thuisreis. Morgenochtend stop ik mijn tassen weer vol en bundel ze in een draagtas. Dan kan het wachten weer beginnen. Op de bestelbus die me naar het vliegveld brengt, de boarding en tenslotte op de thuiskomst na bijna een etmaal vliegen.
Sydney, Australië
26 juni 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (10)

Door Jan: 16/06/18

Van Midden tot Onder (10)
Na mijn laatste bericht ben ik weer ruim 300 km verder in het Australische land. Op 15 juni passeerde ik de grens van Victoria naar New South Wales.

Ik had de nacht ervoor geslapen in Orbost waar ik uitgeput van het vele klimmen aankwam. Mijn hotelkamer daar was meer een slaaphok. Een bed, een kast en een fonteintje.

Voor de badkamer en toilet moest ik zijn aan het einde van een lange gang. De eigenaresse had me gezegd dat even duurde voor het water uit de douchekop warm werd. Het duurde minuten alsof het nog uit Melbourne moest komen. Bij binnenkomst in mijn slaapvertrek moest ik onmiddellijk denken aan een schilderij van Vincent van Gogh: zijn kamer in Arles die hij drie keer heeft geschilderd. Een geel bed met rode deken, een paar rietenmatten stoelen, een kastje en schilderijtjes aan de wand. Hij had in 1888 meer meubilair dan ik. Of zijn matras ook doorzakte weet ik niet. De mijne wel. Ik was blij de volgende dag het Commonwealth Hotel achter me te laten. Terwijl ik in het keukentje mijn ontbijt klaar maakte, vroeg ik de man van de eigenaresse, hoe de weg naar Cann River was. Net zo op en neer als de vorige dag? O nee, de weg was “smooth and flat” en hij maakte er met zijn hand een strijkgebaar bij. Altijd prettig inlichtingen te krijgen van iemand die van wanten weet. Ik reed Orbost uit en het klimmen en dalen begon en zou niet ophouden voor mijn aankomst in Cann River. Dat die man met zoveel aplomb over de weg had gesproken speelde de hele dag door mijn hoofd. Waarom voorspelde hij zo’n makkelijke weg. Had hij het eigenlijk over het plaveisel (dat zeer goed was)? Dacht hij vanuit het perspectief van de automobilist of wilde hij gewoon aardig zijn voor zijn klant? In het laatste geval een verkeerde soort van “klantvriendelijkheid”. Wraak heb ik niet genomen, maar ik mag wel zeggen met een zekere voldoening antwoord te hebben gegeven aan andere hotelhouders die wel eens wilden weten wat ik van dat geval in Orbost vond. The truth and nothing but the truth…
Even na het verlaten van Orbost zag ik prachtige landerijen in het heldere ochtendlicht. Het land lag open en ik kon ver zien.

Dat veranderde al gauw en het grootste deel van de dag reed ik door bossen met veel eucalytusbomen die er met hun stukken schors onder aan de stam altijd een rommeltje van maken. Eens las ik ergens dat deze bomen veel water aan de grond onttrekken. Het wortelgestel leent zich ervoor.

Dat ik kon aan een wand van een afgraving in een mooi schema zien. Overigens, veel eucalyptusstammen zijn zwart geblakerd. Het is opvallend hoe vaak er bosbranden voorkomen. Die komen bij ons niet in het nieuws. Die in de voorsteden van Sydney wel.

Ik kwam zo uitgeput in Cann River aan dat ik besloot een dag te rusten. Het was ook “reculer pour mieux sauter” want voor de volgende dag had ik geen andere keus dan 110 km door niets te fietsen. In de tourist information office zei Susie me geen betrouwbare inlichtingen te kunnen verschaffen over de weg van morgen. Wel gaf ze me een schema van wat er langs de weg was. Kan ik in Genoa lunchen? I don’t know. Cann River is een kruispunt waaraan 180 mensen wonen die het vooral moeten hebben van toeristen die van en naar Melbourne komen en gaan. Susie was er niet opgegroeid, ze was geboren in Brooklyn, New York. Haar ouders waren zionisten. De vader kwam uit Rusland, de moeder uit Hongarije. Daar zat een interessante biografie in dacht ik, maar het was niet de gelegenheid Susie eens flink uit te horen. Wel heb ik haar beloofd mijn indrukken van de weg per email te beschrijven. Er waren down hills en lange vlakke stukken. Ik verheugde me erop dat ik nog voor zonsondergang bij mijn hotel in Eden zou kunnen afstappen. Het venijn zat in de staart. De laatste 25 km waren zwaar. In de duisternis moest ik klimmen en dalen op een bochtige weg waarop automobilisten het niet altijd nodig vonden hun lichten te dimmen. Ik heb leukere stukken gefietst… Kort voor dit lastige stuk begon, zag ik de eerste levende kangaroe. Met zijn elastieke benen hupte hij/zij weg achter de vangrail aan de overkant. Op dit moment staat de teller van dode kangaroes op 18.
Halverwege Cann River en Eden was de nederzetting Genoa. Daar bleek een café te zijn met de naam “Berlin”. Ik had de indruk dat het café niet meer operationeel was, maar ik werd binnen gelaten door een oud echtpaar, van wie de vrouw eine Berlinerin was. Ze liet niet veel over zichzelf los, maar gebruikte mij om haar afkeuring over Duitsers uit te spreken. “Immer die Schnauze voll, aber die machen nichts.” Ondertussen schreeuwde ze telkens dat Bärchen (de hond) zich kalm moest houden. Het dier werd tweetalig aangesproken. Curieus vond ik de kleine pijp die ze rookte. Er was ook dorpsroddel. Na een tijdje ziekenhuis, beweerde een vrouw van verderop dat ze” im Knast gewesen war.” Woont ze hier nog? Ja, leider. Ik kreeg toch nog een kop koffie en ik werd waardig gevonden een stukje in het gastenboek te schrijven. Toen ik weer opstapte kreeg de raad goed op het verkeer te letten en als ze gaan toeteren (hupen)…, en ze stak haar middelvinger op.
Ik heb het bord gefotografeerd waarop ik voor het eerst Sydney zag staan. Is dat nodig? Nee. Maar toch. Zo’n bord heeft een psychologische betekenis. Je tocht maakt vorderingen en het is of de verte ineens een stukje dichterbij is gekomen en dan ook nog met zo’n bekende wereldstad. Geen Warragul of Nowa Nowa.

Bega, New South Wales, Australië

16 juni 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (9)

Door Jan: 11/06/18

Van Midden tot Onder (9)
Over tien dagen is het hier in Australië de kortste dag. Als ik een hele dag op de fiets zit, is het zaak om op tijd te stoppen. De zon gaat om vijf uur onder en de toch al koele dag daalt al gauw onder de tien graden en de duisternis valt snel in.
Het is vandaag na vijf dagen trappen mijn eerste rustdag en wel in Lakes Entrance aan de oceaan.

Een van mijn vragen aan de hotelexploitant was of er verwarming was in mijn kamer. Hij ging me voor en zette een blaasapparaat op 30 graden. Ik was wat verkleumd en na 109 km gewoon moe. Ik voelde me een half uur later als in een sauna. De dag was koud begonnen. Een paar graden boven nul. Eerst vier kilometer rijden door mistbanken, maar daarna klaarde het op en was het ergste voorbij. Mijn hotelman in Morwell had gezegd dat de A1 naar Bairnsdale dé weg was met kangaroes. Pas na 26 km kwam het eerste waarschuwingsbord. Ik had eerder twee van die springbeesten gezien, maar dan dood aan de kant van de weg en voorzien van een rose kruis op hun vacht.

Ook nu zag ik er weer twee. Ook uitgesprongen. Het enige interessante dier dat ik die dag zag was een emoe. Voor het overige koeien, schapen en geiten. En dat tientallen kilometers lang. Er was een Billabong Road House waar ik koffie dronk om me op te warmen. Door de kou deed het me denken aan een koek-en-zopie.

De grootste zorg van de wegbeheerder lijkt de slaap die automobilisten dreigt op de monotone stukken weg. Er zijn parkeerplaatsen voor een powernap (“A 15 minute powernap can save your life”) en waarschuwingen dat een microsleep je kan doden.

De eindeloze landerijen aan beide kanten van de weg deden me denken aan Argentinië net als de vele eucalytusbomen. De hele grote zijn allemaal dood en strekken hun grijze takken nog ten hemel.
De eerste twee dagen moest ik nogal eens naar de weg vragen. Ik maakte gebruik van landelijke wegen die krullen maken langs de snelweg. Omdat ze alle door heuvelland gingen waren er vaak korte maar steile hellingen te nemen. Dat rijdt niet prettig als je niet zeker bent van de weg. In het plaatsje Barnum vroeg aan een bebaarde man bij een supermarkt hoe ik verder kon gaan naar Moe (ze zeggen hier Mau-ie). Hij hoorde onmiddellijk dat ik een Nederlander ben. Zijn vader kwam uit Veenendaal. Die was al in 1944 naar Australië gegaan en van daaruit naar Biak van Nieuw-Guinea waar hij zijn Australische vrouw had leren kennen. Hij heette (de) Blauw. Mijn gesprekspartner was zo aardig me even over de snelweg naar Moe te brengen met zijn pick-up. Toen ik dat zei, reageerde hij met “If it aint’t Dutch, it ain’t much”. Die zegswijze kende ik niet. Ze schijnt van zeer christelijke Nederlandse emigranten uit het Amerikaanse Michigan te komen, die laatdunkend spraken over de goddelozen.

De dag daarvoor had ik Drouin een nieuwe ketting aangeschaft in een zaak waar een jongeman een “opa” had die uit Winterswijk kwam. De fietsenmaker himself legde mijn oude ketting naast de nieuwe en liet me zien dat de versleten ketting twee schakels langer was geworden en daardoor niet meer “snug” op de grote tandwielen ligt en er ook bij terug schakelen makkelijker kan aflopen. Een nuttig fietsenmakerslesje!
Op mijn rustdag was de hemel strak blauw, de zon scheen mild en ik maakte een wandelingetje naar het strand en stelde vast dat de zee ook hier voortklotst in eindeloze deining. Volgens het weerbericht wordt er ver achter de horizon ander weer voor morgen voorgekookt. In de middag was de regenkans gedaald van 60 naar 40%. Dat geeft weer hoop. In het dorp heb ik handschoenen en een warme sjaal gekocht om me te wapenen tegen de koude ochtend op weg naar Orbost.
Lakes Entrance, Victoria, Australië
11 juni 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (8)

Door Jan: 05/06/18


Van Midden tot Onder (8)
Op de kentekenplaten van de staat Victoria staan stukjes tekst. Het wat officiëlere “The education state” en het populaire “The place to be”. Maar ook de raad “Stay alert, stay alive”. Dat zou ik als motto voor mijn fietstocht kunnen nemen. Nu geldt dat uiteraard voor elke weggebruiker waar dan ook, maar het is hier in Australië minder dringend dan in China. De voorrangsregels hier zijn zo’n beetje dezelfde als bij ons. Een voorrangsweg is een echte en men stopt voor het oprijden ervan. Afslaand verkeer laat mij voorgaan. Daarvan heb ik in China weinig gemerkt. Als ik me hier veiliger voelt dan is het vooral omdat ik me op mijn gemak voel.

Vandaag heb ik de eerste 40 km afgelegd. Zonder bagage want het was een proefrit. Even wennen aan het links rijdend verkeer en de route verkennen voor de volgende dag. De kaart die ik van de staat Victoria heb gekocht geeft niet veel steun. Ik fietste voornamelijk in heuvelachtig suburbia door de voorsteden Kew en Box Hill. Ze liggen beide aan weg 34 die ik lang wil volgen. In Kew was een monument voor de gevallen uit die plaats in The Great War, de Eerste Wereldoorlog dus.  Op de dakrand staat ook Gallipoli. Vooral daar, bij de Dardanellen die toegang geven tot de Zwarte Zee, hebben veel soldaten uit Australië en Nieuw Zeeland het leven gelaten. De man die voor dit strijdtoneel had gekozen was Winston Churchill.

Allemaal mannen die ver van huis zijn gevallen, nu honderd jaar geleden. Onder de ingebeitelde namen stonden een paar MacMahon’s. Die naam ken ik uit de geschiedenisles over de Krimoorlog (1853-56). Er was een Franse maarschalk van Ierse origine die zich verdienstelijk maakte bij de inname van Sebastopol toen de Russen waren terug geslagen. Hij zou daar gezegd hebben “J’y suis, j’y reste”. Hier ben ik, hier blijf ik. Knappe jongen als je me hier wegkrijgt. Over de echtheid hebben we geen zekerheid. Ik vond het lekker klinken en ik vond het nog al wat. Nu ik toch aan het associëren ben: zittend aan de koffie in Flinders Street zag ik een opvallende tekst voorbijkomen. “The course of true love never did run smooth”. Hoe komt zo’n wijsheid op de dakrand van een tram? Google wist het. Het is een citaat uit Shakespeare’s  A Midsummer Night’s Dream. Het ging dus om een reclame voor de opvoering ervan in een schouwburg.

Niet ver van mijn hotel is het Immigration Museum. Dat heb ik bezocht. Er was een tentoonstelling gewijd aan Ghandi en de informatie over de immigranten was algemeen. Over de wetgeving, tradities, ambachten. Niet iets specifieks over die uit Nederland. Wel lag er een boek van Peter Plowman Australian Migrant Ships 1946-1977. De eerste foto was van de Johan van Oldenbarnevelt die op 16 december 1956 lag afgemeerd in de haven van Sydney. Verderop de bekende namen van Groote Beer, Waterman en Zuiderkruis. Ook de Willem Ruys heeft Nederlanders naar Australië gebracht. De auteur beschrijft ook de twee drama’s van het schip nadat het in Italiaanse handen was overgegaan (1964) en de naam Achille Lauro kreeg. De kaping bij Alexandrië door Palestijen om Israel te dwingen gevangenen vrij te laten (1985) en de roemloze ondergang na de brand ten oosten van Somalië (1994).

Het is verleidelijk nog wat verschillen te noemen tussen China en Australië die mij na aankomst opvielen. Ik kwam van de hitte in de koelte. In het straatbeeld is de bevolking zeer gemengd en de Aziaten zijn sterk vertegenwoordigd. Onder de westerlingen is zwaarlijvigheid (vrouwen) geen uitzondering. En ten slotte: de zon staat midden op de dag in het noorden. Wil je hier ongemerkt vertrekken dan met de zuiderzon.

Melbourne, Victoria, Australië
5 juni 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (7)

Door Jan: 31/05/18

Van Midden tot Onder (7)
De fietsreis door China zit erop. Op 7 mei vertrokken we uit Shanghai en op 29 mei maakten we een foto van onze aankomst bij mijn hotel in Guangzhou.

We legden 1663 km af in 21 fietsdagen. Er waren twee hele rustdagen en drie halve. Hoe dichter we bij Guangzhou kwamen, hoe hoger de bergen werden, maar alpinische hoogten hoef je hier niet te verwachten. De bergen bleven gewoon groen. Alleen op de voorlaatste dag moest er geregeld geklommen worden.

Wat de hoogteverschillen betreft, was de reis goed te doen. De tocht werd zwaar door de vochtige hitte. Het zweet stond vaak in mijn handen en bij het nemen van een helling moest ik extra knijpen om mijn greep op het stuur te houden. De hitte deed ons ook vaker pauzeren en ik heb heel wat liters cola en bier door mijn lijf gejaagd. De dorst hield ook ’s nachts aan. Ik greep ook dan vaak naar de fles.
We zijn door vele dorpjes gekomen omringd door rijstvelden die een weeïg zoete geur verspreiden. Door bosgebieden met bamboebomen die soms als plumeaus over de weg hingen. Het uitzicht had aan beide kanten vaak het schema akkers en velden, groene heuvels er achter en blauwe bergen in de verte.

Toch hebben we relatief veel door stedelijke gebieden gefietst. Het zwaartepunt van de Chinese bevolking ligt in het oosten en zuidoosten. De provincie Guangdong heeft meer inwoners dan Duitsland , resp. 104 en 80 miljoen. In de voorsteden van Guangzhou waren bouwwerkzaamheden aan de gang. Vele kilometers lang had je het idee dat je over een bouwterrein fietste. Wegomleggingen, vrachtverkeer, graafmachines, betonmolens, slooppanden, verhoogde putranden, enz. Aanhoudende herrie en veel stof happen. Het gemotoriseerde verkeer laat met claxons blijken, dat ze niet op dat fietsgrut zitten te wachten.
Guangzhou binnenrijden is geen kunst, mijn hotel vinden was dat wel. Frances maakte gebruik van haar smartphone. Soms reden we verkeerd. De correctie deden we op zijn Chinees: terug tegen de stroom in. Oversteken was er niet bij. We raakten elkaar ook nog een keer even kwijt. Terwijl ik op een trottoir me afvroeg welke kant ik nu op moest, keek ik in de gezichten van Afrikanen. Is er een Afrikaanse gemeenschap in Guangzhou? In mijn hotel maar even de Chinese google geraadpleegd. Sinds begin jaren ’90 is er een groeiend aantal Afrikanen (in het Chinees ‘zwarte mensen’, hei ren) om economische redenen gekomen. Hoofdzakelijk uit Nigeria en Mali. Ze hebben geen definitieve verblijfsvergunning, maar velen laten hun visum verlopen en kunnen een terugreis niet betalen. Controles hebben geleid tot rellen en verscherpte aandacht bracht hun aantal van 16.000 terug naar ruim 10.000. Uit het artikel krijg ik de indruk dat de Chinese autoriteiten met die Afrikaanse gemeenschap in hun maag zitten. Islam, drugs, criminaliteit, taalproblemen.

De ironie wil dat we gisteren ook de tropen in reden. Even ten noorden van Guangzhou ligt de kreeftskeerkring. Die denkbeeldige lijn is concreet gemaakt met een lijn in een park. Een toeristisch leukigheidje dat we ook in Europa kennen bij het passeren van de poolcirkel. Daar valt (in Finland) te lezen dat die lijn heel langzaam heen en weer schuift door veranderingen in de positie van de aardas. Daar merken we niets van. We kunnen rustig slapen.
De lezer zal wel eens gehoord hebben van de Peking-mens. Een van de oudste mensen die op eigen benen kon staan. Zijn fossiel werd gevonden in de jaren ’20 van de vorige eeuw. Bij Shaoguan heeft de gemeente een museum om een ander stukje mens gebouwd. Dat werd in 1958 gevonden bij het dorpje Maba even buiten de stad. Volgens een informatiebord is de Maba-man honderdduizend jaar oud. Het fossiel stelt weinig voor (midden).

Een stukje schedeldak en het bovenste deel van de oogkaswallen. Ik noem hem maar een Chinese Neanderthaler. Het museum heeft hem met een vergroot borstbeeld uitgebeeld bij de ingang. Een man met een snor en sik.
In een vorige aflevering was een foto van in plastic folie verpakt serviesgoed. De Kantonnezen hebben de merkwaardige gewoonte om na het verscheuren van de folie de kommetjes en het bordje met thee af te spoelen. Zit je op straat te eten, dan gooien ze het theewater op de grond. In restaurants staat er een spoelbakje op tafel. Ik neem aan dat het eetgerei voordat het wordt ingepakt schoon is gemaakt. Een achterhaalde gewoonte zou ik denken.
In het bovenstaande gebruik ik de naam Guangzhou. Veel gebruikelijker is Canton. De Portugese kolonisten gebruikten voor dit gebied de naam Cantao, die een verbastering is van de provincienaam Guangdong (dong is oost, net als in de naam van Mao). Op een geheimzinnige manier is in het Engels de naam van de provincie overgegaan op die van de stad.

De stad aan de Parelrivier is zeer oud en heeft een bewogen geschiedenis. Ook in de buurt van mijn hotel is in de 19de eeuw veel beweging geweest. Mijn hotel heet Shamian en dat betekent gewoon ‘zandbank’ en op die zandbank verrezen vele Europese gebouwen, nadat in twee Opiumoorlogen door de Engelsen en Fransen concessies waren afgedwongen. De bekendste voor Engeland was Hongkong, 120 km ten zuiden van hier. De meeste gebouwen die onder bescherming staan, zijn gebouwd tussen 1861 en 1920. Ook Nederland heeft hier een diplomatieke vertegenwoordiging gehad. Het doet hier wat westers aan. Ik kan koffie drinken en lasagna eten met Duits bier.

In de lobby van het hotel staat een grote doos waarin mijn grotendeels gedemonteerde fiets zit. Een fietsenzaak vlakbij heeft daar voor gezorgd. Morgen tracteer ik mijn fietsgenotes op de afscheidsetentje en de volgende dag breng ik vooral door met in de rij staan en wachten op het vliegtuig dat me naar Melbourne brengt.
Guangzhou, provincie Guangdong, China
31 mei 2018

 

 

Tags:

Van Midden tot Onder (6)

Door Jan: 23/05/18

Van Midden tot Onder (6)
Hier in het zuiden van de provincie Jiangxi volgen we al enkele dagen weg G 323. Op kleine betonnen paaltjes aan de kant van de weg lezen we de kilometers die afleggen. Met die getallen is verder niets bijzonders. Maar niet bij 520! Daarvoor moesten we stoppen. De dames fotografeerden zichzelf en elkaar en ook ik als laowai (vreemdeling) mocht niet ontbreken. Gelach en gilletjes als waren het pubermeisjes. Al eerder had Frances me laten weten dat 520 niet zomaar een getal is. Ze wees me naar een hotel dat de drie cijfers in de naam had, boven aan de dakrand.

Je spreekt die drie uit als wu-er-ling. En deze klanken lijken weer op wo-ai-ni: ik hou van jou. In de uitspraak lijken de woorden iets meer op elkaar dan in ons schrift. Of ik wel wist dat het ook een bijzondere dag was, wilde Frances van me weten? We zijn in de vijfde maand en het is vandaag de 20ste! Goh, is het een soort Valentijnsdag of zo? Nee, dat nu ook weer niet. Een getal is soms een raar geval.
De kleine hotels waarin we overnachten, liggen soms in een straat of straatje achteraf. Geen grote hal met geglim van marmer en uitzicht op een voornaam plein. Het eethuisje aan de overkant is misschien maar acht passen. Nu we vanwege de hitte al om 6.00 uur verzamelen in de lobby, blijkt dat we elke ochtend iemand achter de desk wakker maken. Daar staat gewoon een bed.

Vaak ben ik als eerste beneden en stilletjes zet ik mijn fietstassen neer en mijn fiets klaar voor de belading. De man of vrouw die nog ligt te slapen, wordt al snel gewekt door de eerste Chinese die met luid spreken de lobby betreedt. De vrouw die gisteren opstond had een rose nachthemd dat bedrukt was met spreekballonnetjes van stripverhalen. Daar stond in Ah! Pretty! Chinezen hebben problemen met onze R, dus stond er Ah! Pnetty! in veelvoud. En zo zien we maar weer dat je met spelfouten goed kunt slapen.
Er rijdt dagelijks een huisdiertje met ons mee. Omdat ik niet weet of het mannetje of vrouwtje is noem ik het maar Willy. Willy de Schildpad. Je ziet hem niet, want hij zit verborgen aan een tasje bij het stuur van Schitterende Jade (SJ). Ze had er twee gekocht bij ons bezoek aan de Schildpad Piek. Bij het beklimmen van die piek, pauzeerden we op banken en ik zag SJ een rood netje heen en weer slingeren en vaak nonchalant rond draaien. De beestjes waren op de kermis. Gek idee om bij een fietstocht in heet weer twee van die reptielen mee te nemen. Weer beneden bij onze fietsen gaf SJ er eentje cadeau aan iemand in een winkeltje. Willy was zo wijs om kop en pootjes ingetrokken te houden en daardoor zag hij eruit als een klein portemonneetje. Zaten we ergens aan een tafel dan legde SJ Willy voor zich neer en dan bewoog Willy als snel naar de tafelrand, maar werd hij gewoon naar het midden van de tafel terug gezwiept. Een paar dagen later vroeg ik of Willy er nog was. Ja zeker, antwoordde Frances. Als SJ onder douche gaat dat ligt Willy in de wasbak. “Wil ik later mijn tanden poetsen, dan ligt het beest er nog in! SJ houdt geen rekening met ons.”
De laatste stand van de tocht. De provincie Jiangxi zijn we uit en we zitten nu in Guangdong, sinds 2005 de dichtst bevolkte provincie van China.

We hebben bijna 1300 km afgelegd. Nog een week rest er voor 350 km naar Guangzhou. Tijd genoeg om een rustdag te nemen, een uitstapje te maken en de dag niet te beginnen bij zonsopkomst. Bovendien voelde Anna uit Jinzhou zich vandaag niet lekker en ze legde een stuk met de bus af.
Shixing, provincie Guangdong, China
23 mei 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (5)

Door Jan: 21/05/18

Van Midden tot Onder (5)
Er zijn hier in China een paar dingen die me dagelijks opvallen. Ik begin maar met iets heel prozaïsch: cement. Voor het kleine metselwerk, bij huis of de moestuin, heeft de Chinees cement en zand nodig. Misschien ook nog wel een bindmiddel en ten slotte water. Voor mengen van dit alles heeft de kleine, bouwkundige dr. Oetker een vloertje nodig. Daarvoor hoeft hij niet zo lang te zoeken: de weg. Op het asfalt aan de rand. Met de juiste dosering van zijn materialen begint hij te mengen en maakt een soort vulkaantje, want in het kratertje giet hij het eerste water zoals we dat met de jus doen bij de boerenkool. Met de verse specie kan het eigenlijke bouwen beginnen. Er zijn veel Chinezen die met de laatste specie die ze niet meer nodig hebben, het zelfde doen als met het eten. Gewoon laten liggen of staan. Het cement wordt hard en daar hobbelen de fietsers en brommers overheen. De kleine fietser en de kleine metselaar worden geen vrienden.

Er zijn ook grotere en opzettelijke obstakels die het verkeer in toom moeten houden. Ribbelbanden over de de hele breedte van de weg. In fel geel, de kleur van de keizer. Niet een paar, maar een hele zwik alsof het wegdek versierd moet worden.

En omdat deze streeppatronen zo vaak voorkomen, gaan ze je als fietser irriteren. In de bebouwde kom is het wegdek verrijkt met drempels, geblokt met geel en zwart. Het zijn van de bonkerige dingen die met bouten in het asfalt Het lukt je soms om dat ding aan de rand te vermijden. De bouten waarmee ze verankerd zijn, houden het niet lang en je kunt mooi door het stukgeslagen gat heen rijden.

China is een bouwland. De bouwwoede heerst hier al een paar jaar en die zal nog wel even aanhouden. Torenflats in de steigers, bouwkranen, vrachtwagens met betonmolens, noem maar op. In de dorpen met kleinere bouwwerken lijkt de zaak vaak te stagneren. Er staan vele betonnen karkassen. De steigers ervan zijn weggehaald, de vogels vliegen er doorheen en aan de vegetatie eromheen is te zien dat het al een tijd zo duurt. Soms is alleen het onderste deel in gebruik voor opslag. De yuannenpotjes waren zeker leeg.

Gisteren hebben we gefietst van Yudu naar Ganzhou, de hoofdstad van de provincie Jiangxi. Voordat we Yudu uitreden hebben we twee pompeuze monumenten bekeken. In oktober1934 begon het Rode Leger aan de Lange Mars van 25.000 km die zou eindigen bij Yanan in het noorden in de provincie Shaanxi. Het Rode Leger brak uit de omsingeling van de nationalisten van Chang Kai Chek. In de geschiedschrijving is de tocht heroïsch en die heeft ook mythische proporties gekregen. Alleen al over de afstand is veel discussie. Het zou hoogstens om 6000 tot 9000 km gaan. Op de sokkel van een monument staan wel die 25.000. In de Engelse tekst wordt de naam van Mao niet genoemd. Zijn ster zou met de voettocht gaan rijzen. Deze afwezigheid hoeft de lezer niet te verbazen. Wat me nu wel verbaast is de afwezigheid van de Grote Roerganger dagelijks om me heen. Slechts één keer hing er van hem een portret in de lobby van een hotel. Dat was op mijn eerste fietstochten door China wel anders. Standbeelden op pleinen en in parken. Ik heb er reisgenote Frances naar gevraagd. Die wilde alleen maar weten waar ik dan vroeger die standbeelden had gezien. Maar toch. Is er een stilzwijgende verandering gaande in de waardering van de man die wel de communistische republiek uitriep en daarna een politiek voerde waarin miljoenen mensenlevens weinig waarde hadden?
Ganzhou, provincie Jiangxi, China
22 mei 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (4)

Door Jan: 19/05/18

Van Midden tot Onder (4)
Ooit merkte iemand over mijn reisverslagen op dat ik het zelden over het eten had. Dat klopt. Op de vraag hoe het ontbijt in China is, moest ik het antwoord schuldig blijven. Dus ga ik nu maar even iets schrijven over het ontbijt dat hier zao fan heet. Het ontbijt dat in mijn hotel in Quzhou gebruikt kon worden bestond uit rijstepap, ei, warme groenten met vlees en warme melk met suiker. Dan waren er ook witte meelballen waarvan ik de naam niet weet, maar wel dat ze net als de rijstepap zo smakeloos zijn. Je zit maar te pruimen met dat meelding alsof je met een corvee bezig bent. Ondertussen denk je aan de koffie die er niet is. Bij het ontbijt op straat zijn vooral de bamislierten populair (miantiao) die in een klein korfje snel voor de klant in heet water worden klaargemaakt en ook een ander soort slierten van deeg (youtiao). Ze hebben de kleur van brood, maar het zijn vette gevallen die je vingers doen glanzen van de olie. De meeste Chinezen nemen bij de rijstepap een klein schoteltje met kruidige spijzen. Bij de pap hoor ik mijn reisdames flink slurpen.

 


Voor de lunch en het avondeten maken we staande voor de hoge koelkast met schuifdeuren onze keus. Ieder wijst iets aan en even later komen de gevulde en dampende schotels op tafel. Ik kies altijd voor groenten, vlees of vis. Rijst is standaard.

Omdat ieder wat anders bestelt, staan er vier tot zes schotel op de draaischijf van de tafel. Je bestelt niet alleen voor jezelf maar voor elkaar. Varkensoren, kippenmagen en ander orgaanvlees staan er ook bij. Kleine vissen worden in hun geheel gefrituurd en ze zijn met een beetje zout lekker. Zodra je gaat zitten krijg je een bundeltje servies: een bordje, een lepel, een klein glas en een kom. Met een van je eetstokjes knal je het plastic folie erom heen stuk en je scheurt het omhulsel los. Er ligt dan ook veel plastic op de vloer.

Bij het avondeten herhaalt zich de werkwijze en ik heb het idee dat de twee maaltijden telkens op het zelfde neerkomen.
Vanwege de hitte (meer dan 35 C) vertrekken we vroeg. In de koelte van de ochtend is het aangenaam om op straat te eten. Later op de dag zoeken we een eetgelegendheid waar fans de lucht in beweging houden. Gisteren waren we in een truckers restaurant. Een stel vrachtwagens staat met de truck haaks op de voorgevel.

De chauffeurs kunnen de cabine en de ramen schoonspuiten en gaan even later zitten eten. Je zit er niet op stoelen, maar op krukjes. Snel eten is de boodschap. T-shirts rollen mannen tot hun oksels op en ze zitten met hun blote navels tegen de tafelrand.

De bamislierten worden de mond ingetrokken en de kippenbotjes uitgespuugd. Chinezen spreken luid met een ander tegenover zich, met collega’s verderop of ze schreeuwen in hun mobiele telefoon. In dit mannengezelschap was ook een jonge vader met een kind, een baby nog, dat hij maar niet kon bedaren. Moeder wel: het kind kreeg de borst. Al die trucks voor de deur vormden een rood front. De meest voorkomende kleur van vrachtwagens hier, allemaal van Chinese makelij. Ze zorgen ook voor een changement de décor: ineens zijn ze vertrokken en kijk je uit over een cementen vlakte naar de weg waar collegatrucks voorbij razen.

Ningdu, provincie Jiangxi, China

19 mei 2018

Tags:

Van Midden tot Onder (3)

Door Jan: 13/05/18

Van Midden tot Onder (3)
Gisteren zijn we in Quzhou aangekomen en vandaag hebben we een rustdag. Het is bovendien zondag. Quzhou is een provinciestad in Zhejiang en heeft een zeer Chinees inwonertal: 2,6 miljoen. Na aankomst was het voor mij van belang te weten of we op schema zaten. Dat is niet helemaal het geval. We hebben in zes dagen 450 km afgelegd. Dat is een kwart van de geplande afstand en het had een derde moeten zijn. Ons dagelijkse gemiddelde zullen we wat moeten opkrikken.
Ik begin weer vertrouwd te raken met het Chinese verkeer. We zijn klein en traag in vergelijking met de talloze elektrische scooters die met soepele bewegingen op kruispunten door het verkeer slalommen. Ook al rijden we op een hoofdweg, we moeten wijken voor verkeer dat rechts afslaat of van rechts de weg op rijdt. Vormen we een rijtje (een “treintje” zou de verslaggever bij de Tour de France zeggen) dan krijgen we voorrang. Zeer gevaarlijk is het als een automobilist met hoge snelheid “onze” vluchtstrook gebruikt om rechts in te halen. De Chinese weggebruiker is ongedurig. Zodra hij een stuur in handen heeft, wordt hij een ADHD geval. Er valt geen moment te verliezen. Dat alles gaat gepaard met veel geclaxonneer. Aan de klank ervan leer je al gauw om welk voertuig het gaat en je luistert selectiever. Zebrapaden zijn alleen veiliger als er verkeerslichten zijn. Zonder dat zijn die paden gevaarlijk. Je bent overgeleverd aan de willekeur van de chauffeurs.


Zodra mijn fietsdames hun lunch hebben genoten, leggen ze hun hoofd op tafel of schuiven wat stoelen bij elkaar voor een dutje. In de middaguren zie je vaak Chinezen een uiltje knappen. Op een bank, in het laadbakje van hun driewieler of achter het stuur van hun vrachtwagen met de blote voeten tegen de voorruit. Altijd mannen.

Het is jaren geleden dat iemand mij een sigaret aanbood, maar dat is me hier al drie keer overkomen. Chinezen roken veel en op vele straathoeken zijn sigaretten te koop. Li Ming, die aanvankelijk met ons meefietste, rookte ook. Toch had hij zijn mond tijdens het fietsen met een maskertje bedekt. Zo ook fietsgenote Yu Hong met haar dunne sigaretten. Kort voor mijn vertrek liet mijn dagblad een overzicht ziet van het fijnstof in de atmosfeer. De stedelijke gebieden in China hebben een slechte reputatie. Daar fiets ik nu geregeld in. Maar ja, ik fiets en speel geen verstoppertje met “Blijven zitten waar je zit. Hoe je adem in en stik niet”.

13 mei 2018

Quzhou, Prov. Zhejiang, China

Tags:
Oudere berichten »