Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Ciclista en Patagonia (11)

Door Jan: 30/01/09

Na Los Vilos was het gedaan met het gemak van de snelweg. Op en neer met lange hellingen. De luchtvochtigheid zorgde ervoor dat je handen gaan kleven aan je stuur en je voortdurend een zweterig lijf hebt. Daal je een paar kilometer in hoog tempo af tot zeeniveau dan heb je het weer koud. Fietsertje moet lijden. De avond ervoor had ik op de kaart enkele p’tjes gezet bij plaatsen waar volgens de hoteleigenaar pensions moesten zijn: Huentelanquen, Calete Moritos en Calete Teniente. De laatste was ongeveer 100 km, een mooie afstand voor de dag. De borden langs de weg vermeldden alleen “Retorno Los Vilos” en dat Teniente was slechts een onbereikbaar restaurant aan de andere kant van de weg. Ik voelde me steeds meer belazerd. Die man dacht zeker dat hij God was: als ik het zeg dan zijn ze er ook. Pas bij het vallen van de duisternis kwam ik bij een pompstation annex restaurant, waar ik een vette truckershap naar binnen werkte en in een soort hok sliep, waar de honden die elke vrachtwagen verwelkomden me uit de slaap hielden.

Genoeg gezeurd, want er kwamen mooie fietsdagen landinwaarts. Het dal van de Elqui-rivier is prachtig. Mocht er iemand mij de obligate vraag stellen Wat vond je nou het mooiste van Chili? dan ligt het antwoord al klaar. Ik moest over de Andes heen en daar zag ik (geen flauwe woordspeling) als een berg tegen op. Na veel heen en weer gepraat met mezelf besloot ik een taxi naar de pashoogte (4765 m) te nemen om vandaar naar beneden te gaan. Bij de VVV van Vicuna (gevestigd in een houten toren, in 1905 uit Ulm verscheept) maakte ik de afspraak voor de taxi. Die stond de volgende morgen al voor negen uur voor me klaar en chauffeur José was op alles voorbereid. Vakkundig snoerde hij mijn fiets vast in de kofferbak daarbij zorgend dat er geen lak werd beschadigd. We passeerden allerlei kleine dorpjes waarvan hij de namen noemde. Het dal werd steeds nauwer en het verbaasde me tot hoever er nieuwe wijngaarden werden aangelegd bedekt met een soort gaas zodat het uit de verte lijkt of er kale hellingen zijn. De grensautoriteiten bevinden zich aan de voet van de pas Agua Negra. Toen mijn papieren waren gecontroleerd, ontstond er een “problema grande”: er zat een fout in de tenaamstelling van mijn chauffeur. Hij heet Mondaza, maar in de computer stond Mundaza. Dat zou een onoverkomelijke administratieve hindernis zijn. “Zou”, want ik denk dat het iets anders was. José moest zijn taxivergunning laten zien en hij had niet voorzien dat die niet verder reikte dan daar. Overigens was hij wel te goeder trouw; hij deed zijn best om voor mij ander vervoer te regelen. Ik kon met wegwerkers 30 km meerijden. En zo ging ik de pas op.

Kort voordat ze me afzetten, passeerden we een andere fietser. David Holmes uit Londen met wie ik een stukje verder trok. Hij had al een flinke klim onder de trappers, terwijl ik nog fris was.  We zetten om een uur of twee onze tenten op langs de rivier, waarvan hij met grote teugen het water dronk.  Hij maakte soep en ik pasta met water van dat zelfde frisse bergstroompje. We genoten van de avondlucht en laten de Amerikanen vooral niet denken dat het prachtige kleurenspel alleen in de Grand Canyon van Arizona is te zien. Na middernacht begon het verdacht in mijn buik te rommelen en dat zorgde ervoor dat ik ruim in de gelegenheid was de prachtige sterrenhemel te bewonderen.

De volgende morgen bleek al heel gauw dat de pas voor mij te hoog gegrepen was. De stille hoop dat ik het misschien toch zou halen bleek voos. Ik wilde mijn fietsgenoot niet tot last zijn en suggereeerde dat hij maar gewoon verder moest gaan zonder mij. Zijn diplomatieke antwoord was “We’ll see”, want hij had het al gezien. Er waren stukken waar ik al na 100 meter hijgend over mijn stuur aan de kant stond. Over een afstand van 40 km ging de weg 1500 meter omhoog, dus per 4 km/ 150 meter! We namen afscheid. David ging met zijn enorme uithoudingsvermogen verder en ik sukkelde op mijn manier nog wat door hopend op een lift. Om dat irritante wasbord een beetje te ontwijken, moest ik heel wat heen en weer over de breedte van de weg en om het sturen wat te verlichten verplaatste ik wat bagage van de voor- naar de achtertassen. Terwijl ik daarmee bezig was stopte er een vrachtwagentje van het wegbeheer. Ik wees naar boven en zei “No puedo”. Met fiets en bagage in de laadbak gingen we verder, helemaal naar de “limite”, de pashoogte.

We passeerden David die zei dat ik niet op hem moest wachten maar gewoon door moest gaan. De weg naar boven moet elke dag worden gecontroleerd. Er waren die dag twee kleine aardschokken geweest en er is maar weinig voor nodig om de toch al smalle weg met puin te blokkeren. Van de kleuren, diepten en hoogten heb ik genoten. Indrukwekkend! Als ik Hoessein heette, zou ik hem dopen tot Moeder aller Bergpassen. Hier zie je de mens op ware grootte: “een kruimel op de rok van het universum” (Lucebert). Wie hier te snel rijdt en een verkeerde manoeuvre maakt, dondert definitief de diepte in. Van de andere kant kwamen vele Hausmobilen met Alemania in grote letters erop.  Een van de Duitse plussers stopte om ons voorbij te laten gaan en keek daarbij zeer benauwd. Het is hier natuurlijk geen Autobahn naar Hannover en misschien had hij net als ik te hoog gegrepen.

Op de pashoogte laadde ik mijn bagage weer op de fiets, nam afscheid en hervatte mijn tocht. Ik ging maar heel langzaam naar beneden. Wasborden en harde koude wind. Mijn helm verwisselde ik al gauw voor mijn pet, want van dat geklepper op mijn hoofd werd ik gek. Het aanhoudend remmen had zijn prijs. Kramp in de vingers die ik maar met moeite kon strekken. Na 30 km zat ik wat koekjes te knabbelen zittend op een taluudje van keien. Ik was in de stemming van Mariken van Nieumeghen  “God of de duivel, ’t is mij om het even”. Ik zei modern tegen de Man met de Hamer: het kan mij  allemaal geen fuck meer schelen! Maar hoor! Er kwam iets aanrammelen. Een vrachtwagen met een kieperlaadbak voor zand. Ik sprong op, wees naar mijn fiets en de laadbak. Context is altijd veelzeggend. De hele laadbak ging omhoog en we zetten mijn fiets erin en rammelden 20 km verder. Terug op de weg gebeurde er wéér een wonder: asfalt! Er volgde een plateau met een flauwe afdaling van tientallen kilometers. Ik was weer terug op mijn vertrouwde Argentijnse hoogvlakte met achter mij de Andes en voor mij twee sierra’s. Het was al een beetje thuiskomen. Fietsen werd weer een feest. De volgende dag trapte ik door de sierra van Pismanta naar San José de Jáchal. Het bergland deed me sterk denken aan een boek van vroeger met foto’s van het Heilige Land. Ik heb eens flink geschreeuwd. De stem eens roependen in de woestijn. Ik roep, dus ik ben!

Zo ben ik dus aan de andere Andeskant gekomen in een plaats waar de hitte in de middag de straten verstilt. ’s Avonds leeft de plaats weer op en spelen kinderen hun spel. Morgen moet ik vroeg op weg om voor de hitte het grootste stuk door de desierto naar San Juan afgelegd te hebben.

Jan Postema

30 januari 2009

San José de Jáchal, provincie San Juan, Argetinië

PS

Net voor ik naar het internetcafé ging werd er op mij hotelkamerdeur geklopt. “A friend”. Het was David! We hebben samen drie liter gedronken om zijn prestatie te vieren

Tags:

Nog geen commentaren »

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht. TrackBack URL

Geef commentaar

Je moet aangelogd zijn om commentaar te plaatsen.